CBS: 221 duizend kinderen met armoederisico
Het aantal kinderen dat in armoede leeft, was in 25 jaar niet zo laag als in 2020. In totaal maakten 221 duizend kinderen tot 18 jaar deel uit van een huishouden met een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Oftewel 6,9 procent van alle kinderen, gemiddeld twee per schoolklas. Dat blijkt uit cijfers van het CBS.
Woensdag presenteerde het CBS het rapport Armoede en sociale uitsluiting 2021. Het CBS spreekt van een te laag inkomen als een eenoudergezin met twee kinderen in 2020 minder dan 1680 euro netto per maand ontving. Dat is het bedrag dat voor zo’n huishouden minimaal nodig is om te kunnen leven in Nederland. Voor een paar met twee minderjarige kinderen lag de grens op 2110 euro per maand. Omdat een laag inkomen niet direct op armoede hoeft te wijzen, spreekt het CBS bij zulke lage inkomensgrenzen van ‘armoederisico’.
Langdurig armoederisico
In Rotterdam wonen de meeste kinderen uit een gezin met een laag inkomen: 14,3 procent. Dat is meer dan twee keer zoveel als het landelijk gemiddelde, schrijft het CBS. Kinderen uit eenoudergezinnen en uit een gezin met een niet-westerse migratieachtergrond hebben het grootste armoederisico. Hoewel het armoederisico vorig jaar is gedaald, hebben alsnog 95.000 kinderen te maken met een ‘langdurig armoederisico’. Een huishouden kampt dan al minstens vier jaar achter elkaar met te weinig inkomen.
Gezondheid en financiële beperkingen
Kinderen met een armoederisico zijn relatief vaker ongezond, schrijft het CBS. Van de kinderen uit een laag-inkomensgezin heeft 10 procent naar eigen zeggen geen goede gezondheid, tegen 5 procent van de kinderen met een inkomen boven de lage-inkomensgrens. Het aandeel kinderen met overgewicht is in lage-inkomensgezinnen twee keer zo hoog.
Ook hebben gezinnen met een laag inkomen vaak te maken met financiële beperkingen. Zo kan 66 procent niet elk jaar een week op vakantie. Landelijk is dat 9 procent. Verder heeft 30 procent vanwege onvoldoende financiële middelen geen auto en moet 14 procent het zonder een computer, laptop of tablet doen. Een groot deel van de lage-inkomensgezinnen geeft ook aan dat er onvoldoende geld is om het huis deugdelijk te verwarmen of om regelmatig nieuwe kleren te kopen. Bij gezinnen met een hoger inkomen is nauwelijks sprake van deze beperkingen.