Drieluik handreikingen: een samenhangende aanpak van kinderarmoede
Op 14 oktober verscheen de derde en daarmee de laatste handreiking van het drieluik ‘Omgaan met kinderarmoede’. Met Mariëtte Lusse, auteur van de handreikingen (samen met Annelies Kassenberg) en lector bij het Kenniscentrum Talentontwikkeling van de Hogeschool Rotterdam, blikken we terug op de eerste handreiking. Hoe wordt de handreiking ‘Omgaan met armoede op scholen’ geïmplementeerd? En welke rol vervullen de drie handreiking samen in de aanpak van kinderarmoede?
Wat was de aanleiding voor het schrijven van de eerste handreiking: ‘Omgaan met armoede op scholen’?
‘We hebben de handreiking geschreven naar aanleiding van twee rapporten: het rapport ‘Alle kinderen kansrijk’ van de Kinderombudsman in 2017 en het rapport ‘Opgroeien zonder armoede’ van de SER. Beide rapporten hebben kinderarmoede in die tijd heel goed op de kaart gezet en een discussie aangewakkerd. Want als armoede zo moeilijk te signaleren is, zouden scholen dan geen duidelijke rol kunnen innemen op dit gebied? Annelies en ik zijn de uitdaging aangegaan om de aanpak van kinderarmoede praktisch en passend te maken. We hebben kennis en literatuur in kaart gebracht, expertmeetings gehouden met professionals en ervaringswerkers en pilots gedaan.’
Wat heeft dat opgeleverd?
‘De vraag die we onszelf stelden was: hoe gaan we al deze kennis en mogelijke interventies ordenen? Hoe voorkom je dat kinderen in deze situatie belanden? En als ze al in die situatie zitten, hoe help je hen om te voorkomen dat dat doorgegeven wordt? Zo kwamen we op ‘S.O.S. bij kinderarmoede’. De eerste ‘S’ staat voor signaleren, zodat elk kind in armoede wordt gezien. De ‘O’ staat voor ondersteunen en gaat om maatregelen die de acute nood kunnen ledigen. Maar dit is geen structurele oplossing, dus vandaar de categorie ‘S’ van stimuleren: het helpen van gezinnen om kinderarmoede te doorbreken. De S.O.S.-aanpak hebben we voor de eerste handreiking ontwikkeld en zijn we later blijven gebruiken.’
Bij de handreiking ‘Omgaan met armoede op scholen’ heb je ook een kwaliteitskaart geschreven. Hoe helpt deze kaart in het implementeren van de handreiking op scholen?
‘De kwaliteitskaart ‘Omgaan met armoede op scholen’ is een verkorte versie van de handreiking. Het biedt scholen praktische handvatten en helpt hen vragen te beantwoorden zoals: waar staan we nu en waar gaan we nou eigenlijk aan werken dit jaar? Waar gaan we aandacht aan besteden? Wat zijn onze uitgangspunten en hoe pakken we dit aan? Het maakt het voor scholen makkelijker om de weg in de handreiking te vinden.’
Op 14 oktober is de handreiking ‘Omgaan met armoede in de jeugdgezondheid’ gelanceerd. Kun je hier meer over vertellen?
‘Dit is de laatste van de drie handreikingen. Ook in deze handreiking hebben we de S.O.S.-aanpak gehanteerd. De handreiking is bedoeld voor professionals in de geboortezorg en jeugdgezondheidszorg. Het helpt hen een passende rol op zich te nemen in het omgaan met kinderarmoede en om daarin goed met elkaar samen te werken.’
Welke rol vervullen de drie handreikingen samen in de aanpak van kinderarmoede?
‘De overeenkomst die de handreikingen met elkaar delen is de S.O.S.-aanpak. Maar de rol die scholen, het sociale domein en de geboortezorg en jeugdgezondheidszorg spelen is onderling verschillend. Zo ligt de focus van geboortezorg en jeugdgezondheidszorg vooral op preventie en vroegsignalering. Zij zitten in de positie om armoede vroegtijdig te zien, liefst al vóór de zwangerschap. Ook gaat het om het signaleren van mogelijke kwetsbaarheden bij zwangere vrouwen en in gezinnen. Scholen spelen vanaf het vierde levensjaar een rol. Scholen zien alle kinderen en houden zich bezig met signaleren, maar ook het stimuleren hoort bij hun taak om de ontwikkeling van kinderen te bevorderen. Het sociaal domein richt zich vooral op het kunnen meedoen van alle kinderen en daarmee ligt de nadruk hier meer op de ondersteuning. De klemtoon van alle drie de handreikingen ligt ergens anders omdat ze een andere rol hebben in het geheel, maar het is van belang dat de professionals uit de verschillende domeinen elkaar goed weten te vinden en dat de gemeente hierin ondersteunt.’
Hoe werkt dat in de praktijk?
‘Bijvoorbeeld een prenataal huisbezoek vanuit de jeugdgezondheid, dat is iets wat een gemeente kan financieren maar wordt uitgevoerd door professionals uit de geboortezorg en jeugdgezondheidszorg. Maar ook de samenwerking tussen professionals uit onderwijs, sociaal domein en de jeugdgezondheid is van belang, want zij kennen vaak dezelfde gezinnen. Als je die professionals bij elkaar zet, krijg je veel meer regie rond die gezinnen en overstijgend krijg je een samenhangende lokale aanpak van kinderarmoede.’